Van esdoorns heb ik zowel niets dan overlast, als de opperste esthetiek in mijn tuin ervaren. Dat klinkt heel tegenstrijdig, maar dat wordt het al minder, als je bedenkt dat het hierbij om verschillende soorten gaat. Ik wil niet beweren dat er geen plantengeslacht te bedenken is met grotere uitersten dan het Acer-geslacht, maar het wordt wel lastig zoeken.
Een tweemaal manshoge boom
Mijn “ellende” begon toen we nog in Utrecht woonden. We hadden een huis net buiten het centrum met een kleine voortuin en een nog kleinere achtertuin. In de voortuin hadden onze voorgangers een boompje geplant. Achteraf bleek dat waarschijnlijk een gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus) te zijn. Het kan ook een Spaanse aak of veldesdoorn (Acer campestre) of een Noorse esdoorn (Acer platanoides) geweest zijn, die soorten ontlopen elkaar niet zo veel. Het was in ieder geval een rap groeiende soort; binnen een paar jaar was het boompje dat amper tot mijn schouder reikte, uitgegroeid tot een meer dan twee maal manshoge boom.
Een kleverige regen
Op zich zou dat nog niet zo erg zijn, maar onze voortuin was – zoals gezegd – tamelijk klein. Op den duur nam de boom natuurlijk veel licht weg, ook al was de tuin hoofdzakelijk op het noorden gericht. Of misschien juist wel daarom. Wat ook niet bevorderlijk was, was dat de tuin ook nog eens aan één zijde begrensd werd door een blinde muur van het bedrijfspand naast ons. Die muur raakte allengs meer en meer bedekt door een klimop, ook een erfenis van onze voorgangers. Doordat de tuin klein was, moesten we onze fietsen noodgedwongen onder het loof van de esdoorn stallen. Zomers – of eigenlijk de gehele periode dat de boom bladeren droeg – betekende dat een kleverige regen op onze rijwielen. Of de kleverige afscheiding nu rechtstreeks afkomstig was van de bladeren of werd veroorzaakt door parasiterende luizen, weet ik niet, maar het was een groot ongemak.
Overlast van spreeuwen
Maar het bleef daar niet bij. Het zal een winter ergens halverwege de jaren negentig geweest zijn. Het nieuws stond er bol van: de spreeuwenplaag op Utrecht CS. Kwetterende en vooral poepende spreeuwen bezorgden de reizigers grote overlast. En inderdaad als treinforens kon ik het beamen. Maar ze zaten niet alleen op Utrecht CS, er zat ook een aanzienlijke delegatie in een Utrechtse voortuin, onze voortuin. Onze esdoorn en klimop leken veranderd in een guanofabriek. Door de spreeuwen die om het minste of geringste met zijn allen op de wiek gingen, konden we nauwelijks ongeschonden ons huis verlaten en ’s nachts werden we door het rumoer uit onze slaap gehouden. Het leek de film “The Birds” van Alfred Hitchcock wel.
Ik besef natuurlijk ook wel dat de overlast van de spreeuwen niet te wijten was aan de esdoorn, maar hij werd er wel door gefaciliteerd, evenals door de klimop natuurlijk. Beide moesten dan ook het veld ruimen: de klimop mede op last van de ondernemer-buurman die klaagde over het onder de boeiborden door groeien en de esdoorn op ons eigen initiatief. Voor mij nooit meer een esdoorn, besloot ik.
Het combineren van een esdoorn met andere planten
Hoe combineer je nu een esdoorn met andere planten in je tuin. In mijn e-book over beplantingsplannen leg ik je uit hoe je bomen en planten met elkaar combineert. Download het gratis e-book hier.
De nuttige eigenschappen van de esdoorn
Ik wist toen nog niet welke nuttige eigenschappen de boom had, maar die zouden voor onze tuin toch niet veel uitgemaakt hebben. Het blijkt bijvoorbeeld, dat het hout van de esdoorn zeer bruikbaar is voor meubels. Omdat het hout goed bestand is tegen slijtage, wordt het ook veel op vloeren toegepast. En om zijn prachtige lichte kleur wordt het ook toegepast in keukens. De beroemde vioolbouwer Stradivarius gebruikte het hout van de Noorse esdoorn om zijn mooie golftekening zelfs voor de achterbladen van zijn violen.
De afkeer van esdoorns eigenlijk onterecht
Andere soorten, de Noord-Amerikaanse suikeresdoorn (Acer saccharum) en de nauwverwante Acer nigrum leveren de bekende ahornsiroop. Het blad van de suikeresdoorn figureert bovendien als nationaal symbool op de Canadese vlag. Het blijkt dus wel dat mijn afkeer van het geslacht van de esdoorns uit de zeepboomfamilie (Sapindaceae) eigenlijk onterecht is. En dan hebben we het alleen nog maar over de reuzen uit dit geslacht gehad, bomen die inderdaad wellicht niet zo geschikt zijn voor in de tuin, als je tenminste geen park tot je beschikking hebt.
Prachtige herfstkleuren
Er zijn twee dingen die alle soorten esdoorns gemeen hebben. Ten eerste zijn dat de prachtige herfstkleuren. Die verschillen wel van soort tot soort aanzienlijk, maar ze variëren van helder geel tot vlammend rood. De tweede overeenkomst is de vorm van de vruchten. Deze bestaan steevast uit twee vleugels op een steeltje, die nog het meest lijken op de vleugels van een insect als van een vlieg of een bij, met dit verschil, dat ze niet transparant zijn. Aan de basis van de vleugels, waar ze aan het steeltje zitten, zit een klein zaadje. De zaadjes kunnen op deze manier goed door de wind verspreid worden. De hoek die de twee vleugels ten opzichte van elkaar maken, is een belangrijke factor bij de determinatie van de soort. Ik herinner me dat we als kind vroeger de basis van de vleugels openspleten en ze op onze neuzen plakten als een soort neushoorn.
Vele cultivars
Hoewel de grote soorten die ik hiervoor genoemd heb, door hun gemiddelde hoogte van ongeveer dertig meter, nauwelijks geschikt genoemd kunnen worden om in de tuin te hebben, bestaan er van vele toch cultivars die gekweekt worden om hun decoratieve functie. De kleinere soorten zijn overwegend Oost-Aziatisch en ook van deze bestaan vaak vele cultivars, die soms al heel oud zijn. Zo ging de Duitse arts Philipp Franz von Siebold (1796-1866), die in Nederlandse dienst van 1823 tot 1829 in Japan verbleef, er prat op dat hij de Japanse esdoornsoorten in Europa geïntroduceerd had. Maar zoals van wel meer dingen die hij beweerde, klopte dat niet.
Japanse esdoornsoorten
Zo was de Zweedse onderzoeker Carl Peter Thunberg (1743-1828) hem in 1775-1776 voorgegaan en hij somde in zijn Flora Japonica maar liefst zes esdoornsoorten op. Van deze zes soorten behoren er nu drie tot dezelfde soort, waarvan er twee als cultivars bekend staan. Von Siebold was waarschijnlijk wel een betere botanicus, want hij ordent de cultivars inderdaad daar waar ze horen, als ondersoorten. Hij onderscheidt in zíjn Flora Japonica acht soorten en een aantal cultivars die alle behoren tot de soort Acer palmatum.
Geen Nederlandse naam
De Acer palmatum heeft als Nederlandse naam Japanse esdoorn, maar de Acer japonicum is wel een esdoorn uit Japan en toch geen Japanse esdoorn; deze soort heeft vreemd genoeg zelfs geen Nederlandse naam. Thunberg noemt verder de Acer pictum en de Acer trifidum. De eerste is nu bekend als de Acer mono en de tweede gaat tegenwoordig als Acer buergerianum door het leven. De Acer dissectum en de Acer septemlobum van Thunberg worden niet alleen nu pas gezien als cultivars van palmatum, maar ook al door Von Siebold. Von Siebold heeft naast de palmatum, de japonicum en de trifidum die Thunberg ook al vermeldde, nog de Acer micranthum, de Acer carpinifolium, de Acer crataegifolium, de Acer rufinerve en de Acer pycnanthum. Het hoeft eigenlijk geen betoog, dat de kleine en langzaam groeiende Oost-Aziatische soorten uitstekend geschikt zijn voor vrijwel elke tuin. Van de Japanse esdoorn (Acer palmatum) bestaan vele cultivars die alle hun eigen bijzondere kenmerken hebben. Maar ook de andere soorten die Von Siebold opsomde, hebben alle eigenschappen die ze tot een begerenswaardige aanvulling voor je tuin maken. Ik zal een aantal van de verschillende variaties de revue laten passeren.
Acer palmatum
De Japanse esdoorn is een soort die vele variëteiten kent. Van nature komen er in Japan drie ondersoorten voor en daarnaast zijn er al eeuwenlang cultivars geselecteerd, onder andere ook voor de bonsaiteelt, waar deze esdoorns zich goed voor lenen. In de basis is de Japanse esdoorn een struik of meerstammige boom die langzaam groeit en een hoogte tussen de zes en tien meter bereikt. De verschillende cultivars wijken niet alleen in de bladkleur, maar vaak ook in de bladvorm sterk van de basis af. Zo heeft bijvoorbeeld de ‘Akashigitatsusawa’ rozewitte bladeren met groene nerven, de ‘Dissectum’ diep ingesneden, groene bladeren en de ‘Dissectum Atropurpureum’ dezelfde bladvorm, maar dan paarsrood. De ‘Katsura’ heeft geelgroene bladeren met oranje punten. En dit zijn dan maar een paar voorbeelden van de honderden cultivars. Welke kleur de bladeren zomers ook hebben, de herfstkleur is vrijwel altijd vlammend rood.
Andere Oost-Aziatische soorten
Hoewel de Acer palmatum met al zijn verschijningsvormen in principe al voor voldoende afwisseling in je tuin kan zorgen, is het natuurlijk altijd leuk om andere (lees: zeldzame) soorten te hebben. Zo zijn de Acer japonicum, de esdoorn zonder Nederlandse naam, en de nauwverwante Acer shirasawanum, ook zonder Nederlandse naam, inderdaad veel moeilijker te krijgen. Ook deze struiken die oorspronkelijk alleen in Japan voorkomen, kennen vele cultivars. De drietandesdoorn (Acer buergerianum) en de Acer mono hebben een wat breder verspreidingsgebied, maar zijn ook in Nederlandse tuinen – de eerste ondanks al zijn cultivars – een zeldzaamheid. Andere absolute zeldzaamheden zijn de Acer micranthum, Acer crataegifolium en Acer pycnanthum. Deze soorten zijn in Nederland waarschijnlijk niet eens te koop. Ook uit Japan afkomstig is de haagbeukbladige esdoorn (Acer carpinifolium), een soort waarvan – de naam zegt het al – je niet meteen ziet dat het een esdoorn is. De Acer rufinerve heeft een groen blad met rode nerven. De hiervoor genoemde soorten waren ook al bekend bij Von Siebold. Twee nauwverwante soorten zijn naar Von Siebold genoemd, maar hij heeft ze niet zelf beschreven; dat zijn de Acer sieboldianum, zonder Nederlandse naam, en de Koreaanse esdoorn (Acer pseudosieboldianum), beide met een aantal cultivars. Ten slotte wil ik nog één zeldzame esdoorn noemen die nauwelijks Japanser kan, dat is de Acer nipponicum.
Arboretum en Aceretum
Het zal duidelijk zijn dat de soorten die ik hier de revue heb laten passeren, slechts een zeer willekeurige greep vormen uit het totale aanbod. Behalve de meer dan 160 soorten, samen met een veelvoud aan cultivars, zijn er ook nog een aantal hybride soorten, kruisingen dus van verschillende soorten. Toevallig is het niet moeilijk om in Nederland een goed beeld van de (soorten)rijkdom van de esdoorns te krijgen, want twee grote Acer-verzamelingen bevinden zich in ons land. Het Von Gimborn Arboretum in Doorn dat onderdeel uitmaakt van de botanische tuinen van de Universiteit Utrecht, heeft een verzameling van 98 soorten en ondersoorten, waarvan de twee soorten uit het geslacht Dipteronia. Verder zijn hier nog 82 cultivars van verschillende soorten esdoorns. Het Aceretum in Boskoop is met ongeveer 675 soorten verreweg het grootste ter wereld. Hier bevindt zich ook een Acer shirasawanum ‘Aureum’ die Von Siebold zelf in 1865 van zijn tweede reis naar Japan heeft meegebracht.
Wil je de esdoorn graag met andere planten combineren?